Werknemers die langer dan twee jaar in dienst zijn bij hun werkgever en worden ontslagen, hebben recht op de
wettelijke transitievergoeding. De transitievergoeding is bedoeld als compensatie voor het ontslag en om de overgang naar ander werk voor de werknemer makkelijker te maken. De wet biedt werkgevers echter ook de mogelijkheid om bij cao af te spreken dat werknemers die worden ontslagen in plaats van de wettelijke transitievergoeding, recht hebben op een andere gelijkwaardige voorziening.
De mogelijkheid om bij cao een gelijkwaardige voorziening voor de transitievergoeding af te spreken, is in de wet gekomen bij invoering van de Wet werk en zekerheid. De mogelijkheid om een alternatieve ontslagvergoeding af te spreken bestond daarvoor nog niet, de ontslagvergoeding was tot dan toe dwingend recht. Na inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid is de ontslagvergoeding driekwartdwingend recht geworden, waardoor er meer ruimte is ontstaan voor cao-partijen om zelf te beslissen waar werknemers recht op hebben bij ontslag. Dat deze mogelijkheid voor cao-partijen is ingevoerd is blijkens de parlementaire geschiedenis een expliciete wens van de sociale partners zelf geweest, zodat zij zelf regels kunnen maken voor het bevorderen van werk-naar-werk transities.
De mogelijkheid voor cao-partijen om af te wijken van de wettelijke transitievergoeding is niet onvoorwaardelijk. Allereerst worden er eisen gesteld aan de cao-partijen zelf. De cao moet (i) worden afgesloten met één of meer vakbonden die in de onderneming of bedrijfstak werkzame personen onder haar leden kent, (ii) deze vakbonden moeten minstens twee jaar in het bezit zijn van volledige rechtsbevoegdheid en (iii) zij moeten krachtens hun statuten als doel hebben de behartiging van de belangen van hun leden en als zodanig ook werkzaam zijn in de onderneming of bedrijfstak.
Downloaden als PDF