Naar het nieuwsoverzicht

Sinds 1 augustus 2022 mag de werkgever op grond van artikel 7:611a lid 2 BW de kosten van bepaalde opleidingen en scholing niet meer in rekening brengen bij de werknemer middels een studiekostenbeding (ook wel opleidingsbeding) wegens de inwerkingtreding van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Wtva).

Op grond van lid 2 van bovenstaand artikel dient scholing die verplicht moet worden aangeboden op grond van het Unierecht, het nationaal recht, een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan kosteloos te worden aangeboden en daarnaast te worden beschouwd als arbeidstijd. Voorts dient, indien mogelijk, het volgen van de opleiding plaats te vinden tijdens reguliere arbeidstijd.

Werkgevers dienen daarnaast rekening te houden met het feit dat het niet uitmaakt of de opleiding door de werknemer met goed of slecht resultaat is afgerond of dat de werknemer binnen een bepaalde termijn na het afronden van de opleiding zijn baan opzegt.

 

Verplichte scholing

Wettelijke bepalingen en cao-verplichtingen

Uit een aantal specifieke wetten vloeit de verplichting van een werkgever voort om scholing aan te bieden. Artikel 18 lid 2 van de Wet op de Ondernemingsraden schrijft bijvoorbeeld voor dat de ondernemer de leden van de ondernemingsraad een aantal dagen per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan wel bezoldiging de gelegenheid moet bieden om scholing te ontvangen welke zij in verband met de vervulling van hun taak nodig achten.

Ook uit cao’s vloeit dikwijls voort dat werknemers scholing dient te volgen om bijvoorbeeld de veiligheid te garanderen en kennis van wet- en regelgeving up-to-date te houden.

Algemene scholingsplicht

Ook scholing op basis van de algemene scholingsplicht van artikel 7:611a lid 1 BW wordt beschouwd als wettelijk verplichte scholing. Wat valt er dan onder deze algemene scholingsplicht?

  1. Scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie; en
  2. Voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst.

Een voorbeeld is de situatie waarin de werkgever een nieuw computersysteem invoert en werknemers scholing nodig hebben om met dit computersysteem te kunnen werken. In dat geval dient de werkgever deze scholing kosteloos aan te bieden.

Nietigheid

Ieder studiekostenbeding in strijd met artikel 7:611a lid 2 BW, waarbij de kosten van scholing worden verhaald of verrekend met het loon van de werknemer, is nietig. Deze nietigheid geldt ook voor bedingen overeengekomen voor 1 augustus 2022.

Conclusie

Gezien de wijzigingen is het van belang om uw opleidingsbeding opnieuw te (laten) beoordelen. Het is nog steeds mogelijk een opleidingsbeding overeen te komen. Dit beding mag echter niet zien op verplichte scholing.

Indien verplichte scholing aan de werknemer wordt aangeboden, dient dit kosteloos te gebeuren en zoveel mogelijk plaats te vinden onder reguliere werktijd.

Vragen

Heeft u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen, neemt u dan contact op met Floor Staubach (floor.staubach@pallas.nl)

Auteur: Floor Staubach

Niet enkel het juridische van de zaak onder de aandacht brengen, maar ook een stap verder denken over de uitwerking van het advies voor de klant in de praktijk. Met u meedenken en u echt leren kennen is hiervoor van groot belang en dit is waar de uitdaging voor mij ligt.

Meer over Floor