Naar het publicatieoverzicht

Maatwerk medezeggenschap per onderneming

Ondernemer en or kunnen afspraken vastleggen op grond van art. 32-2 WOR. Het vastleggen van zulke afspraken noemen we een ondernemingsovereenkomst. Hoe werkt dit?

Op grond van art. 36 WOR kan nakoming van deze afspraken bij de rechter worden gevorderd. De ondernemingsovereenkomst mag ook bovenwettelijke instemmingsrechten bevatten en gelijkgesteld worden met een sociaal plan zoals uit recente jurisprudentie blijkt. De ondernemingsovereenkomst biedt dus mogelijkheden voor maatwerk van de medezeggenschap.

Toepassing WOR
Welke afspraken kunnen volgens art. 32-2 WOR worden gemaakt? Allereerst afspraken over de toepassing van het door de WOR bepaalde.
De WOR is een raamregeling die moet kunnen werken voor zoveel mogelijk ondernemingen en organisaties. Daar om zijn veel bepalingen nogal alge­meen geformuleerd. Neem art. 25, waar het woord “belangrijk” elf keer voorkomt in de opsomming van ad­viesplichtige zaken. Maar wat voor een MKB-bedrijf belangrijk is, hoeft dat voor een multinational niet te zijn. Ondernemer en or zouden dus interpretatie-afspraken kunnen maken, die rechtdoen aan de omstandigheden en wensen van de onderneming.

Verder bepaalt de WOR, dat procedu­re-afspraken nodig zijn over zaken als:
• vergaderingen en voorzieningen (art.22-1 en 23a)
• onderling beraad (art 18-1)
• scholing en vorming (art.18-2)
• raadplegen van deskundigen (art 16 en 18-1)
Daar kan ook een budget voor worden afgesproken (art.22 -4).

Bovenwettelijke (extra) be­voegdheden
Het adviesrecht kan meer zaken omvatten dan de limitatieve opsomming uit art. 25. De or kan ook overeenko­men adviesrecht te hebben in bijvoorbeeld:
• buitenland-aangelegenheden
• benoemingen commissaris
• integratie-zaken na een fusie
• bepaalde concernaangelegenheden

Als de overeenkomst de or geeft recht op bovenwettelijk advies, dan is het be­roepsrecht bij de Ondernemingskamer overeenkomstig van toepassing. Ook het restrictieve instemmingsrecht van art.27 kan opengebroken worden door extra arbeidsvoorwaardelijke bevoegdheden af te spreken. Dit artikel geeft een limitatieve (beperkende) opsomming van aanvullende arbeids­voorwaardelijke regelingen. Primaire arbeidsvoorwaarden zijn hier uitge­zonderd, want deze vallen onder de vakorganisaties. Art 27 lid 3 stelt nog eens dat instemming niet vereist is als de bedoelde kwestie al inhoudelijk is geregeld in een cao of regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan.

Toenemende betrokkenheid
In de praktijk groeit de betrokkenheid van de or bij het tot stand komen of wijzigen van arbeidsvoorwaarden. Formeel gezien wanneer de cao taken toe­bedeelt aan de or. Maar ook als dat niet het geval is, fungeert de or als ge­sprekspartner, zeker voor onderne­ming zonder cao. Die rol kan met hulp van een ondernemingsovereenkomst ook een formeel karakter krijgen, ook al was dat niet de bedoeling van de wetgever met de WOR. Dit blijkt opnieuw bij recente uitspraken.

Recente jurisprudentie or en arbeidsvoorwaarden
BAM kent de gewoonte dat arbeidsvoorwaardenregelingen ter instemming aan de cor worden voorgelegd, ook die buiten de opsomming van art.27 vallen. De kantonrechter te Utrecht* overweegt hierbij dat de rechtsfiguur van de ondernemingsovereenkomst is geïntroduceerd, uit de behoefte aan maatwerk en een flexibe­lere invulling van de medezeggenschap. Hierin kunnen afspraken wor­den vastgelegd die buiten het instemmingsrecht vallen. Het instemmingrecht van art.27 is het wettelijk minimum. Bij Ardent zijn in het Sociaal Plan ar­beidsvoorwaardelijke afspraken gemaakt met onder meer de or. De Voor­zieningenrechter te Haarlem** oordeelt in deze zaak, dat ook de or nakoming hiervan mag vorderen. Dit omdat het Sociaal Plan gelijkgesteld kan worden met een ondernemingsovereenkomst (art. 32 WOR), zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud. Bij deze groeiende betrokkenheid van or’s past wel deze kanttekening: afspraken met de or werken, anders die met een vakbond, niet automatisch door in de individuele arbeidsovereenkomsten. De werkgever heeft daarna ook nog de individuele instemming van de werknemers nodig.

Duur van de ondernemings­overeenkomst
De wet zwijgt over de duur van een ondernemingsovereenkomst. Uitgangspunt is dat deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd, tenzij anders overeengekomen. Als er geen opzeggingsmogelijkheid is, is eenzijdige opzegging door de ondernemer alleen mogelijk na overleg met de or, én wan­neer de or zich onredelijk opstelt te­genover redelijke voorstellen van de ondernemer (volgens het Hof Den Haag***). Dit pleit ervoor ook de beëin­diging in de overeenkomst te regelen.

Ondernemer en or kunnen ook voor de ondernemingsovereenkomst een bepaalde periode afspreken. Bijvoor­beeld passend bij de zittingstermijn van de or. Een nieuwe or krijgt dan de gelegenheid zich opnieuw over de af­spraken te bezinnen.

*Kantonrechter Rechtbank Midden-Nederland 28- 10 -2020,ECLl:NL:RBMNE 2020:4722
** Voorzieningenrechter Kantonrechter Rechtbank Noord-Holland 22-09-2020,ECLl:NL:RB­NNHO:2020 :10651
***Gerechtshof Den Haag 03-11-2006, ECLl:NL:GHSGR:2006:AZ4149

 

Downloaden als PDF

Auteur: Hans van Gijzen

In de sterk veranderende wereld om ons heen is sprake van schuivende panelen ten aanzien van de relaties tussen aandeelhouders, directie, raad van commissarissen/toezicht en de (Europese) Ondernemingsraad, met name bij het uitoefenen van toezicht op de gang van zaken binnen de onderneming.

Meer over Hans